Trefwoordenlijst

Op deze pagina vindt je onze trefwoordenlijst i.v.m armoede

• Actoren:
Dat zijn personen, organisaties en instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van het onderzoek.

• Armoede:
Het niet kunnen voorzien in de eerste levensbehoeften. Zij ontstaat wanneer een persoon of een groep mensen onvoldoende betaal- en of ruilmiddelen heeft om in de primaire levensbehoeften te kunnen voorzien.

• Armoede-atlassen:
Daar gaat men de geografische spreiding en concentratie van armoede in kaart brengen.

• Aspiratie:
Het streven naar iets. (= Ambititie)

• Assimilatie van vreemdelingen:
Allochtonen moeten zich volledig aanpassen aan onze cultuur en ze mogen niets uit de cultuur van het land van herkomst behouden. De nieuwkomer neemt de dominante cultuur van het nieuwe land over om zo snel mogelijk een gelijkwaardige positie in de maatschappij te krijgen.

• Autonoom:
Onafhankelijk.

• Budgetbegeleiding:
Elke interactie die gericht is op de benarde financiële situatie van de cliënt(en).

• Burgerparticipatie:
Deelname van (groepen) burgers aan de samenleving, zoals het hebben van werk, volgen van onderwijs, betrokken zijn bij leefbaarheid van de eigen omgeving. Synoniem: sociale participatie.

• Culture of poverty:
De cultuur van de armen/daklozen.

• Ecologie:
Wetenschap die zich bezighoudt met de wisselwerking tussen planten en dieren en hun milieu.

• Empowerment:
Greep krijgen op het eigen leven en de eigen omgeving, zelfbeschikking dus, maar ook medezeggenschap in (welzijns)organisaties en invloed op het sociaal beleid.

• Equivalente:
Iets wat dezelfde waarde heeft als iets anders.

• Etniciteit:
Etnische identiteit.

• Fatalisme:
Het geloof in of de leer van een onvermijdelijk voorbeschikt noodlot.

• Gezondheidsrecht:
Een onderdeel van het burgerlijk recht dat zich onder andere richt op de rechten van de patiënt, de hulpverlener en de kwaliteit van de zorg, waarbij aansprakelijkheid een belangrijke rol speelt.

• Hulpverleningsmodellen:
Model waar je cliënten leert problemen effectiever aan te pakken, hun mogelijkheden beter te ontwikkelen en kansen te benutten.

• Incassobureau:
Een onderneming die zich bezig houdt met het innen van openstaande vorderingen in opdracht van andere ondernemingen.

• Indicatoren:
Een instrument dat iets aangeeft, iets wat iets aanwijst.

• Intercommunaal:
Tussen gemeenten onderling tussen twee gemeenten.

• Mattheüseffect:
Het fenomeen dat de rijken steeds rijker worden en de armen steeds armer. Het komt erop neer dat een groter aantal voordelen van het sociaal beleid terecht komt bij de betere (rijkere) burgers.

• Memorandum:
Zakboekje, diplomatieke nota, rekening, gedenkboek

• Methodiek:
De studie van de wetenschappelijke methoden, de procedures en werkwijzen, die moeten worden gebruikt om kennis te verwerven en om de wetenschap vooruit te helpen. Synoniem: methodologie.

• Opbouwwerker:
Functionaris in de gereglementeerde arbeid aan het ondersteunen van bepaalde ontwikkelingen in de samenleving door het met de betrokken groepen en gemeenschappen werken aan de verbetering van hun leef-,woon-,en/of werksituatie.

• Paradoxaal:
In strijd met de verwachting.

• Patstelling:
Situatie waarbij men geen mogelijkheid meer ziet tot een oplossing, tot verdere besprekingen.

• Precaire arbeid:
Arbeid waarin meestal laaggeschoolden, armen, … in terecht komen en men minder wordt betaald, …

• Pro domo:
Voor eigen zaak pleiten. (Niet verwarren met pro deo)

• Referentiepatronen:
Feit waarnaar men zijn handelen of denken kan richten.

• Referentiekaders:
Het geheel van waarden en normen binnen een bepaalde groep.

• Representatief:
In zijn kenmerken een groep of geheel vertegenwoordigend.

• Resoluties:
Besluiten van een bestuursorgaan.

• Schuldbemiddeling:
Een onderhandelende tussenkomst van een maatschappelijk werker, een advocaat en een notaris.

• Sinecure - sinecuur:
Iets gemakkelijks.

• Sociale mix:
Een sociale heterogeniteit binnen een populatie. Bijvoorbeeld een mix van rijk en arm, allochtoon en autochtoon, jong en oud, werkend en werkloos,…

• Sociale polarisatie:
Tendens waarbij de ruimte wordt georganiseerd in zones met een sterke interne sociale homogeniteit en met een grote onderlinge sociale ongelijkheid. Deze ongelijkheid mag niet enkel begrepen worden in termen van verschil maar ook qua hiërarchie. Synoniem: Sociaal-ruimtelijke segregatie.

• Sociale zekerheid:
Een publiek stelsel dat bedoeld is om inkomen en / of verzorging te garanderen voor natuurlijke personen of gezinnen die, tijdelijk of blijvend, niet (langer) in staat worden geacht om zelf in (voldoende) inkomen en / of verzorging te voorzien.

• Synergie:
Samenwerking van verschillende factoren of organen tot een gemeenschappelijk doel of gemeenschappelijke prestatie die groter is dan de som van de afzonderlijke factoren

• Thuislozen:
Een persoon die niet voldoende middelen bezit om zich een onderdak te kunnen veroorloven.

• Transculturele competenties:
(Niet gevonden)

Terug naar lijsten

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License